Direct naar inhoud

Belasting op overwinst? Kies toch voor CFD!

Geplaatst in genre: Geplaatst in sectie:
Geschreven door:
Gepubliceerd op: 1 juli 2022

Opinie | Marijn de Vries, gebiedsregisseur bij netbeheerder Stedin.

Door mondiale ontwikkelingen, in het bijzonder de oorlog in Oekraïne, rijzen de prijzen voor grondstoffen de pan uit en dat voelen veel mensen in hun portemonnee. Voor 1,2 miljoen huishoudens dreigen er zelfs financiële problemen, aldus het Centraal Planbureau. De politiek wind zich daar terecht over op. Sommige Tweede Kamerleden wijzen met de beschuldigende vinger niet alleen naar Vladimir Poetin, maar ook naar energiebedrijven. Die hebben de hoge prijzen weliswaar niet veroorzaakt, maar zouden er wel van profiteren door ‘megawinsten’ te maken. De roep om daar iets aan te doen vond weerklank bij het kabinet want de D66-ministers Rob Jetten (Klimaat en Energie) en Sigrid Kaag (Financiën) zegden prompt toe te onderzoeken of de “excessieve winsten” extra konden worden belast.

Marijn de Vries. (Foto: MDV)

Hoe sympathiek die speciale belasting ook klinkt, er kleven nogal wat bezwaren aan waardoor valt te betwijfelen of deze er ook daadwerkelijk komt. Allereerst kun je je af vragen of een dergelijke belasting wel past bij een betrouwbare overheid. Wat betekent het voor het Nederlandse investeringsklimaat als de overheid bedrijven confronteert met een extra winstbelasting wanneer er een keer een uitzonderlijk goed jaar wordt gedraaid? Let wel, het gaat dus om een extra heffing bovenop de gewone -al geldende- winstbelasting.

Sowieso is het de vraag of er überhaupt sprake is van een uitzonderlijk goed jaar. De meeste energieleveranciers zijn immers vooral ‘doorgeefluik’ en verkopen slechts energie die ze -al dan niet bewerkt- elders hebben moeten inkopen. Al enkele energieleveranciers gingen failliet omdat ze hun eigen energierekening niet konden betalen.

Vruchten plukken

Natuurlijk zijn er partijen die wél profiteren van de malaise op de energiemarkt. De Nederlandse Staat bijvoorbeeld, die als aandeelhouder van alle Nederlandse olie- en gasprojecten rijkelijk meedeelt in de hogere opbrengst van deze delfstoffen. Ook de uitbaters van kolencentrales lijken te profiteren, niet alleen werd het emissieplafond voor kolenstook geschrapt, ook is de prijs van kolen minder hard gestegen dan van gas waardoor de centrales een goed economisch rendement maken. Maar, wat je ook vindt van kolenstook, het is moeilijk te beargumenteren dat bedrijven die voor eigen rekening en risico hebben geïnvesteerd in elektriciteitscentrales, niet de vruchten zouden mogen plukken van marktomstandigheden die (tijdelijk?) erg gunstig zijn.

Veel problematischer zijn de kerncentrale Borssele en wind- en zonnecentrales. Deze centrales gebruiken helemaal geen of in elk geval geen dure brandstof, maar kunnen de opgewekte stroom nu wel (heel) duur verkopen waardoor zij nóg beter renderen dan de kolencentrales. Echter, in tegenstelling tot de kolencentrales zijn deze duurzame bronnen zeker niet voor eigen rekening en risico gebouwd, integendeel. De eigendomsconstructie van de bijna 50 jaar oude kerncentrale is een verhaal op zich en te complex om hier verder uit te diepen. Voor wind- en zonnecentrales loont het echter de moeite om de businesscases eens nader te aanschouwen.

Stroom uit wind en zon is in het verleden altijd duurder geweest dan die uit fossiele bronnen. Om de uitrol van duurzame energie toch te faciliteren ontvangen wind en zon exploitanten al jaren subsidie (de afgelopen tien jaar is circa €5 mrd uitgekeerd). Het huidige subsidiesysteem heet SDE++ en leunt op de premisse dat de kostprijs van duurzame stroom (behoudens uitzonderingen) hoger is dan de marktprijs. De subsidie is bedoeld om het verschil tussen marktprijs en kostprijs –de onrendabele top– te vergoeden. Doordat de overheid garant staat voor een vast bedrag (en dus het marktrisico overneemt) zijn de kosten voor financiering van duurzame energieprojecten lager, hetgeen uiteindelijk ook weer resulteert in een lagere kostprijs. Is de marktprijs echter hoger dan de kostprijs dan mag de exploitant die ‘extra’ winst in eigen zaken steken.

Nu de kosten van duurzame energie scherp zijn gedaald en de marktprijs sterk is gestegen, is dat laatste aan de hand. Er wordt geen subsidie meer uitgekeerd, maar de exploitanten van die hernieuwbare parken hebben wél profijt van de hoge elektriciteitsprijzen. Wel de lusten, niet de lasten dus. De lasten zijn de subsidie-uitkeringen in ‘slechte’ jaren en bijvoorbeeld de kosten voor het net-op-zee (per windpark circa €40 mln per jaar), de lusten zijn de ‘overwinsten’ die honderden miljoenen per jaar kunnen bedragen.

Toch de ‘woekerwinsten’ belasten dan? Zo eenvoudig is dat niet, woekerwinsten zijn op de achterkant van een envelop eenvoudig uit te rekenen maar ze zijn ze lastig echt ‘hard’ te maken. Exploitanten van wind- en zonneparken hebben vaak ook andere (verlieslatende) assets in de portefeuille, hebben een gedeelte van de productie vooraf (voor een lage prijs) verkocht (‘gehedged’ via PPA’s) of kampen met hogere onderhoudskosten. Getouwtrek en rechtszaken tussen Staat en energiebedrijven liggen dus op de loer.

Contract for difference

De problematiek had voorkomen kunnen worden als het ministerie van Economische Zaken en Klimaat had gekozen voor ander subsidiesysteem: het contract for difference of CFD. Dat werkt zo: bij een lage elektriciteitsprijs krijgt de exploitant van een hernieuwbaar park de onrendabele top (net als bij het huidige subsidiesysteem) vergoed. Maar bij een hoge elektriciteitsprijs, krijgt de overheid een deel van de opbrengst terug. Van woekerwinst kan dan geen sprake meer zijn. De duurzame energiesector (waaronder de Nederlandse Wind Energie Associatie NWEA) heeft in 2017 al eens voorzichtig gepleit voor een CFD-systematiek. De gedachte van de sector was dat dit systeem enerzijds zou beschermen tegen (extreem) lage stroomprijzen en anderzijds dat het een eerlijk selectiecriterium zou zijn voor nieuwe wind-op-zee-tenders. Het voorstel werd door EZK niet overgenomen.

EZK wilde laten zien dat –mede dankzij het eigen beleid– de windsector op eigen benen had leren staan en wind op zee voortaan “subsidievrij” zou zijn. Een belangrijke mijlpaal voor de energietransitie, waarvan sommigen vreesden dat die tot de eeuwigheid afhankelijk zou zijn van het subsidie-infuus. EZK verwierp het CFD-systeem omdat het afbreuk zou doen aan het frame “subsidievrij”. Bovendien zou het de sector voor langere tijd verbinden aan de overheid. EZK wees er destijds fijntjes op dat er ook binnen de windsector veel ontwikkelaars bedenkingen hadden bij het CFD-systeem.

Dat klopte ook, de lobby voor het CFD-systeem was op z’n zachts gezegd lauwtjes. Veel ontwikkelaars speculeerden op stijgende stroomprijzen en dus op de kans om in de toekomst extra winst te kunnen maken, dat zou met CFD niet kunnen. Ook waren er ontwikkelaars die de scherpe concurrentie op prijs van harte uit de weg gingen en liever werden gescoord op ‘zachtere’ criteria zoals ‘ervaring’ en ‘kwaliteit van het projectplan’. Deze selectievorm werd in de wandelgangen gekscherend een ‘schoonheidswedstrijd’ genoemd.

Subsidievrij?

Bij subsidievrije tenders (maar ook bij alternatieve systemen zoals het veilen van kavels) komt het risico van lage energieprijzen bij de markt te liggen. Dat lijkt mooi, maar risico’s kosten geld en uiteindelijk worden die verhaald op de energieconsument. Projecten zijn duurder omdat ze moeilijker te financieren zijn terwijl de Staat niet meedeelt wanneer de energieprijs onverhoopt toch stijgt. Ondertussen is de sector verre van subsidievrij, de subsidies zijn slechts verschoven van opwekkers naar afnemers. Waar opwek-initiatieven door de hoge elektriciteitsprijzen nu geen subsidie meer nodig hebben, zijn afnameprojecten juist veel duurder geworden. Denk aan groene waterstof, duurzame warmte en elektrificatie van de industrie. De grootste voorstanders van deze afnamesubsidies zijn overigens de energiebedrijven (zowel fossiel als duurzaam); deze subsidies ondersteunen immers de afname van elektriciteit en daarmee een hoge(re) prijs voor hun product; elektriciteit.

Het niet toepassen van CFD is een gemiste kans geweest. De overheid had als het systeem was toegepast kunnen profiteren van de gestegen elektriciteitsprijzen (zoals ze dat wél doet bij de Nederlandse aardgasbaten) en had strikt kunnen sturen op het verlagen van de elektriciteitsprijs. Hoe die goedkope elektriciteit de meeste waarde voor de maatschappij kan toevoegen is dan een vraag voor de markt. Waterstofproductie, elektrisch kraken, warmtepompen en energieopslag zijn vragen waar de markt wel raad mee weet als men gegarandeerd is van goedkope stroom. Gelukkig is het nog niet te laat. Voor nieuwe projecten –zowel voor wind, zon als nucleair– staat de optie nog steeds open. Beter ten halve gekeerd dan ten hele gedwaald. In sommige scenario’s gebruikt Nederland in 2050 zo’n 500 TWh aan elektriciteit per jaar, als die stroom door het toepassen van CFD-tenders ook maar één cent per kWh goedkoper wordt scheelt dat de maatschappij in 2050 zo’n €5 mrd per jaar.

Marijn de Vries is gebiedsregisseur bij netbeheerder Stedin. Deze ingezonden brief is geschreven op persoonlijke titel een reflecteert niet noodzakelijkerwijs de mening van Stedin.